Oftewel het Persoons Volgend Budget.
Sinds de jaren ’90 heeft het begrip kwaliteit een vaste plek in de Nederlandse zorgverlening gekregen. Symposia, trainingen en instrumenten, om ‘kwaliteit meetbaar’ te maken, werden geïntroduceerd en (verplicht) toegepast. Denk aan het HKZ-systeem, de CQI-index, tevredenheidsonderzoek, zorgkaart NL en ga zo maar door.
Dat kwaliteit in het speelveld objectief & subjectief (meetbaar & narratief) zijn uitwerking vindt, snappen we inmiddels maar al te goed. Met het kwaliteitskader (2017) werd een nieuw verzoek aan de sector gedaan; richt je als zorgaanbieder op vraagsturing EN haal niet alleen de zorgvraag op lichamelijk gebied op, doe dat – juist – ook op mentaal functioneren, kwaliteit van leven en participatie.
Na de 1e stap in de Modernisering Ouderen Zorg in 2003, waarin ‘de zorgfuncties’ werden geintroduceerd, volgde in 2009 de 2e stap, namelijk de invoering van zorgprofielen (de ZZP’s). Tijdens deze 2 stappen konden zorgorganisaties en zorgmedewerkers het zich nog veroorloven om vanuit de zorgaanbieder te redeneren en te handelen.
Het PVB verschuift echter de zeggenschap & regie naar de zorgvrager (in samenwerking met zorgmedewerkers).
"Persoonsvolgend budget grijpt in op houding, gedrag, tevredenheid en werkwijzen."
Duidelijk is dat het PVB, door de unieke beschikbare transparantie (in geld en tijd) op welzijn, zorg en dienstverlening de regie (weer) terug legt in de interactie tussen medewerker en zorgvrager. Daar gebeurt het! Het is ‘de bedoeling’ van zorgorganisaties en die organisaties hebben de verantwoordelijkheid om dat proces zo goed mogelijk te faciliteren.
"Met het PVB krijgen ouderen de zeggenschap over hun persoonlijke zorgbudget terug."
Het zorgprogramma van elke zorgvrager bestaat uit het persoonlijke individuele deel en een sociaal-/groepsgedeelte, wat veelal afdeling of locatie en concept specifiek is. Dit wordt op maat in beeld gebracht en volgens de gemaakte afspraken uitgevoerd. Welzijn en welbevinden zijn daarbij de verschilmakers.
En zodoende leidt tot bepaling van de werkelijk benodigde basiszorg met de daarbij passende financiën, tijd en inzet van zorgmedewerkers. Met als uitgangspunt: de zeggenschap ligt bij de zorgvrager(-systeem).
Het PVB maakt de zachte kant van het zorgverlening duidelijk zichtbaar en geeft volledige inzicht in ultiem op de zorgvrager afgestemde informatie over zorgtijd en zorghandelingen. Het genereert hierdoor relevante (stuur/management)informatie voor ‘het nieuwe sturen’ met als kenmerken meetbaar, pakbaar(concreet en planbaar) en overdraagbaar.
De harde kant van de zorgverlening wordt in beeld gebracht met de instrumenten, KoPi en ProForma. Met KoPi wordt de integrale kostprijs op organisatieniveau en/of elk gewenst meer gedetailleerd niveau (locatie, team, onderdeel etc.) berekend. Met ProForma wordt de benodigde tijd voor zorg omgezet in aantal uren en medewerkers, het benodigde opleidingsniveau, het volume van en het levertijdstip waarop deformatie beschikbaar moet zijn.
De combinatie van harde- en zachte informatie is noodzakelijk om vraag-gestuurd en dus persoonsvolgend te kunnen werken.
Het PVB richt zich op transparant maken van ‘het zachte’ en ‘het harde’. Daardoor wordt het zorgprogramma meetbaar, pakbaar en overdraagbaar gemaakt voor zorgvrager, naaste, medewerker en zorgorganisatie met de juiste stuurinformatie op elk niveau.
"'Het zachte' zonder het harde is slechts een belofte, 'het harde' zonder 'het zachte' is slechts een instrument."
Het PVB trekt de zogenaamde 'streep-in-het-zand'; wat past – met als vertrekpunt vraagsturing – binnen de WLZ (Wet Langdurende Zorg). Daarbovenop kunnen extra diensten worden verleend mits men zelf (bij)betaalt.
Dat de regie over de benodigde basiszorg, meetbaar, meer bij elke zorgvrager en/of hun naasten ligt.
Dat de grens (‘streep in het zand’) van benodigde basiszorg passend is en werken vanuit het kwaliteitskompas maximaal wordt gefaciliteerd.
Dat de grens (‘streep in het zand’) van benodigde basiszorg aansluit bij de behoefte van elke zorgvrager.
Dat de totale kosten van de professioneel uit te voeren handelingen passen binnen de beschikbare middelen.
Elke zorgvrager met de familie en het eigen netwerk, elke medewerker en elke organisatie is uniek en dat kenmerkt onze benadering.
Er is de afgelopen jaren semiwetenschappelijk onderzoek gedaan naar de werking van het PVB en de effecten op o.a. de persoonsgerichtheid van de zorg, de eigen regie en welbevinden evenals tevredenheid van elke zorgvrager, elke medewerker en elke naaste. Er hebben diverse nul-, tussen- en resultaatmetingen plaatsgevonden bij duizenden betrokkenen. (Lees hier de rapportages)
Deze rapportages zijn door de minister van ouderenzorg met een positiefadvies aan de 2e kamer voorgelegd en inmiddels behandeld in het Algemeen Overleg ouderenzorg en de daaruit volgende Technische Briefing. Er zijn 5 politieke partijen die zich – d.m.v. hun ouderenzorg-specialisten –verbonden hebben aan het PVB-gedachtegoed.
Inmiddels staan de integrale kostprijzen voorgesorteerd om onderdeel van de “nieuwe bekostiging verpleeghuiszorg” te worden. De planning hiervan loopt tot eind 2025; alsdan moeten de ZZP’s vervangen zijn door een nieuwemanier van financieren & indiceren, is de component Verblijf uit de WLZ verdwenen en moet er sprake zijn van één integraal tarief. Het PVB-gedachtegoed ook opgenomen in de dialoognota 'ouder worden 2020-2040'.